Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], De wateren hadden mij omgeven [11]tot de ziel toe, de afgrond omving mij; [12]het wier was aan mijn hoofd gebonden. 11. Dat is, zodat zij mij mijn leven dreigden te benemen, mij versmoord zouden hebben, en mijne ziel uit mij doen gaan, ten ware Gij daarin genadiglijk hadt voorzien; verg. Ps.69:2, en zie Gen.19:17; anders worden door wateren ook noden en benauwdheden verstaan; zie 2 Sam.22:17. 12. Of, zeegras was om mijn hoofd gewikkeld, versta, als ik in de zee dreef, of in den buik van den walvis lag, die het wier inslokte.